Het mooie van taal is dat het voor een groot deel ‘gevoel’ is. Taalregels lijken er vooral te zijn om ooit herzien te worden; het gevolg van de manier waarop mensen een taal aanvoelen en bezigen.
Ik neem ‘u’ als voorbeeld. Persoonlijk zou ik aan ‘u’ vragen: “Hebt u dit gelezen?” Op de een of andere manier vind ik dat logischer klinken, netter misschien, dan ‘heeft u’. Beide vormen zijn overigens juist. Waar het mis gaat is de werkwoordsvorm die er aan vastplakt. Dat gaat vaak onbewust. Maar als je nu eens consequent gaat doen…dan is het onlogisch om deze zin te schrijven:
“U heeft het gevonden zie ik, bent u er helemaal klaar voor?”
Door de keuze ‘u heeft’ staat de u-vorm hier in de derde persoon enkelvoud. De hij-vorm dus. In feite moet je ‘u’ dan overal kunnen vervangen door ‘hij’. Een consequent geformuleerde zin zou dan zijn:
“U heeft het gevonden zie ik, is u er helemaal klaar voor?”
Beetje ouderwets en ik durf te beweren dat het gros van de mensen je op een fout zou willen wijzen. Het klinkt niet vertrouwd. Maar taaltechnisch gezien is het de enige juiste zin. Toch maar naar ‘u hebt’ dan? Dan kies je voor de tweede persoon enkelvoud: de jij-vorm. Alle u’tjes moet je kunnen vervangen door jij of je:
“U hebt het gevonden zie ik, bent u er helemaal klaar voor?”
Om het nog leuker te maken (want taal is nou eenmaal leuk), een taaldilemma van Jan Renkema (De Schrijfwijzer). Hieruit blijkt dat ‘u heeft’ in sommige zinnen toch een een andere betekenis heeft dan ‘u hebt’.
Want wie heeft wie bediend in:
De man die u bediend heeft?
De man die u bediend hebt?
Welke vorm je ook gebruikt: Jij hebt het in elk geval gelezen…